Gustaf Düben Video
compositore svedese
- organo
- musica classica
- Svezia
- compositore, organista
streaming
Ultimo aggiornamento
2024-04-29
Aggiorna
Diener Friede Düben Heinrich Schütz Dominik Wörner 1647 2020
Provided to YouTube by The Orchard Enterprises Herr, nun lässest du deinen Diener im Friede fahren, SWV 352 (No. 12 from "Symphoniae sacrae II, Op. 10, 1647 - Version with 3 Gamba-Parts from the Düben Collection) · Kirchheimer DübenConsort · Heinrich Schütz · Dominik Wörner Nunc Dimittis: Music from the Düben Collection ℗ 2020 Deutschlandradio/Passacaille Released on: 2020-10-23 Auto-generated by YouTube.
Dieterich Buxtehude Bach Biber Moore Farley Gustaf Düben Leib Seele Trost Heil Holst Putten 1560 1626 1660 1689 1754 1985 2004 2012 2013
The sacred motet of Dieterich Buxtehude, Herr wenn Ich nur Dich Hab' (BuxWV 38), performed by the internationally acclaimed Early Music ensemble Voices of Music. Live, high-definition video from the "Bach, Biber & Buxtehude" concert in St. Mark's Lutheran, San Francisco, 9 March 2013. Featuring Laura Heimes, soprano; Elizabeth Blumenstock & Carla Moore, baroque violins; William Skeen, five-string baroque cello; Farley Pearce, violone; Hanneke van Proosdij, organ; David Tayler, archlute. Buxtehude's motet is a model of elegant simplicity: the composer carefully alternates the declamation of the text with instrumental meditations in the violins, all woven together over a repeating ground bass played by the continuo group. The beauty and simplicity of the text, drawn from Psalm 73, is mirrored perfectly by the elegant and simple musical setting--a perfect composition. The motet, composed c1668, was transcribed from the source in the manuscript collection of the Royal Swedish Court in Uppsala, Sweden which contains Queen Christina's (Kristina Augusta, 1626-1689) musical library; you can view this beautifully penned manuscript as part of the online collection here (http•••) The Düben Collection was primarily the work of the composer and music collector Gustaf Düben; Düben was in many cases able to preserve the autograph copies of manuscripts, and Buxtehude's copy of the Latin cantata Membra Jesu Nostri includes a dedication to Düben. Text and translation: Herr, wenn ich nur dich hab, so frag ich nichts nach Himmel und Erden, wenn mir gleich Leib und Seele verschmacht. So bist du doch Gott allezeit meines Herzens Trost und mein Heil. Alleluja. Lord, if I have only you, I ask nothing from heaven and earth If my body and soul are dying, You, God, are always my heart and salvation. Alleluia. (Psalm 73:25-6) The Musicians and their Instruments Elizabeth Blumenstock, baroque violin by Andrea Guarneri, Cremona, 1660 Carla Moore, baroque violin by Johann Georg Thir, Vienna, Austria, 1754 Farley Pearce, violone by George Steppani, Manchester, 1985, after Amati, 1560 William Skeen, five string baroque cello, Anonymous, Italy, c1680 David Tayler, archlute by Andreas von Holst, Munich, 2012, after Magno Tieffenbrucker, Venice, c1610 Hanneke van Proosdij, baroque organ by Winold van der Putten, Finsterwolde, Netherlands, 2004, after early 18th-century northern German instruments Visit us on the web at www.voicesofmusic.org
Christian Geist Zanger Gustaf Düben Zoon Andreas Düben Sweelinck Een Buxtehude Zich Radeck Kon Lorentz Johann Mattheson Korte Jong 1597 1610 1614 1620 1628 1640 1662 1669 1670 1679 1684 1689 1690 1711 2021
“Vater unser, der du bist im Himmel” ‘Christian Geist 1640 - 1711’ Over Christian Geist: Eerste periode – tot 1670 – Güstrow Christian Geist werd omstreeks 1640 in Güstrow (Mecklenburg) geboren. Aanvankelijk kreeg hij waarschijnlijk les van zijn vader, Joachim Geist, cantor van de katheraal in Güstrow. Christian zong in deze kathedraal mee in het koor als koorknaap. Ook werkte hij enige tijd als zanger in de hofkapel van hertog Gustav Adolph van Mecklenburg. Hij verhuisde in 1669 naar Kopenhagen en speelde daar continuo in het orkest van de Koninklijke Deense Kapel. Tweede periode – van 1670 tot 1684 – Stockholm en Göteborg. In 1670 werd hij lid van het Koninklijke Zweedse hoforkest, onder leiding van Gustaf Düben (ca. 1628-1690), zoon van Andreas Düben +••.••(...)), die tussen 1614 en 1620 bij Sweelinck in Amsterdam had gestudeerd. Deze Gustav Düben legde een grote collectie met muziek aan. In deze collectie verzamelde hij zo’n 2.300 werken. Dankzij deze collectie bleef onder meer 1/3 van de composities van Buxtehude bewaard, maar ook de muziek van ca. 300 andere componisten. Deze beroemde “Düben collectie” bevindt zich thans in de Universiteit van Uppsala. In deze collectie vinden we onder meer cantates van Geist en ook de drie orgelwerken. In juni 1679 werd Christian Geist kerkorganist van de Duitse kerk te Göteborg. Derde periode – van 1684 tot 1711 – Kopenhagen In november 1684 ging Geist terug naar Kopenhagen. Daar trouwde hij met de weduwe van organist Martin Radeck (ca. 1640 – september 1684), daardoor kon hij gaan werken in de Trinitatis Kirke en de Vor Frue Kirke (OLV Kerk). In 1689 werd hij de opvolger van Johann Lorentz (ca. 1610 – april 1689) als organist van de Sint Nicolaaskerk aldaar. Deze post bekleedde hij de rest van zijn leven. Hij overleed helaas, met zijn vrouw en kinderen, tijdens de pest-epidemie van 1711. Johann Mattheson merkt op, dat Geist enkele malen solliciteerde naar functies in kerken in Hamburg. Onder de kandidaten voor de post in de Jacobikerk, werd Geist vooral geprezen voor zijn ‘delicate stijl’ die veel ‘invloeden van Italiaanse muziek’ vertoonde. Dat blijkt vooral uit zijn cantates. Van Geist bleven slechts drie orgelwerken (koraalbewerkingen) en meerdere cantates bewaard. Aan deze dienst werken mee: David van Laar - altus Andrew Wong - viool I Victoria Klaunig - viool II - Madelaine Bouïssou - cello Gerwin Hoekstra - Müller orgel en orgel continuo ds. Hinke Post-Knol - voorganger Techniek: Robert Korte & Jelte de Jong
Andreas Düben Düben Breitkopf Beckmann Werckmeister 1613 1643 1645 1646 1699
Wilhelm Karges (1613/14-1699) amtierte seit 1643 als Mitarbeiter der schwedischen Hokapellmeisters Andreas Düben an der Deutschen Kirche in Stockholm, danach ab 1645 in Königsberg am preußischen Hof und dann ab 1646 bis zu seinem Tode als Domorganist in Berlin. Verwendete Notenausgabe: Freie Orgelwerke des Norddeutschen Barocks, Edition Breitkopf Nr. 8395, herausgegeben von Klaus Beckmann "Ein durch seinen lyrisch-introvertierten Gestus auffallendes Stück ist das Praeludium in e, das (…) in einer Art lockerem durezze-e-ligature-Stil geschrieben ist und in seiner Harmonik stellenweise an die Elevationstokkaten Frescobaldis erinnert. Die ruhig fließenden Linien werden durch kadenzierende Wendungen gegliedert und erhalten durch kleine rhythmische Formen (Anapäst-Formen, Achtelsynkopen usw.) Eigenleben. Ein Sechzehntellauf schließt das wirkungsvolle Stück in E-Dur ab." (Gerhard Aumüller) Gespielt auf meiner Digitalorgel Gloria Concerto 350 Trend (baugleich mit Viscount Sonus 60) in der Stimmung Werckmeister III, barocke Intonation Pedal: Subbass 16', Octave 8' Hauptwerk: Principal 8'
o
- cronologia: Compositori (Europa). Interpreti (Europa).
- Indici (per ordine alfabetico): D...